Volgens artikel L. 1233-3 van de arbeidswet is een ontslag om economische redenen een ontslag door een werkgever om een ​​of meer redenen die niet inherent zijn aan de persoon van de werknemer als gevolg van de afschaffing of transformatie van het dienstverband of een wijziging, geweigerd door de werknemer, van een essentieel onderdeel van de arbeidsovereenkomst, met name volgend op: economische moeilijkheden, technologische veranderingen, stopzetting van de activiteit van het bedrijf, een reorganisatie van de bedrijf nodig is om zijn concurrentievermogen te vrijwaren In de laatste hypothese is het vaste rechtspraak dat de reorganisatie van de onderneming die nodig is om haar concurrentievermogen te vrijwaren, alleen geldig kan worden ingeroepen wanneer een bedreiging op de concurrentiekracht van de onderneming weegt en dat het inderdaad om deze bedreiging gaat. die de reorganisatie rechtvaardigt die resulteerde in het schrappen, wijzigen of transformeren van posten (Soc. 31 mei 2006, n ° 04-47.376 P, RDT 2006. 102, obs. P. Waquet; 15 jan. 2014, n ° 12-23.869 , Dalloz-jurisprudentie).

De zorg voor een betere organisatie ontslaat de werkgever dus niet van zijn verplichting om een ​​dergelijke “bedreiging” te karakteriseren (Soc. 22 sept. 2010, nr. 09-65.052, Dalloz-jurisprudentie).

Als de rechter echter voor een economisch ontslag de realiteit en de ernst van de ingeroepen reden moet verifiëren, behoort deze echter niet tot hem