Een kleine uitzondering in het traditionele juridische landschap is dat de status van de beroepsjournalist gepaard gaat met tal van regels die afwijken van het gewone arbeidsrecht. Als bewijs is een arbitragecommissie verantwoordelijk voor de evaluatie van het bedrag van de schadevergoeding verschuldigd aan een beroepsjournalist die een licentie heeft of zijn contract wil beëindigen, wanneer zijn anciënniteit in dienst van hetzelfde bedrijf meer dan vijftien jaar bedraagt. De commissie wordt ook verwezen wanneer de journalist wordt beschuldigd van ernstig wangedrag of herhaald wangedrag, ongeacht de duur van de anciënniteit (Labour C., art. L. 1712-4). Opgemerkt moet worden dat de arbitragecommissie, die gezamenlijk is samengesteld, de enige is die bevoegd is om het bedrag van de beëindigingsvergoeding vast te stellen, met uitsluiting van elke andere jurisdictie (Soc. 13 april 1999, nr. 94-40.090, Dalloz-jurisprudentie).

Indien het voordeel van de opzeggingsvergoeding normaal gesproken wordt gegarandeerd aan "professionele journalisten", is de vraag niettemin gerezen met betrekking tot meer in het bijzonder de werknemers van "persagentschappen". In dit opzicht is het arrest van 30 september 2020 van zeker belang, aangezien het, aan het einde van een omkering van de rechtspraak, de reikwijdte van het toestel verduidelijkt.

In dit geval was een in 1982 gerekruteerde journalist op 14 april 2011 door Agence France Presse (AFP) ontslagen wegens ernstig wangedrag. Hij had zich bij de arbeidsrechtbank aanhangig gemaakt.